woensdag 5 maart 2014

Hogere temperaturen in voorjaar brengen normaal gezien beter visjaar!

We zitten alweer in maart en we hebben eigenlijk geen winter gehad. De temperaturen zijn al een hele tijd enkele graden hoger als normaal en ook de komende tijd lijkt het ook mooi weer te blijven. 
In 2007 hadden we ook een voorjaar met uitzonderlijk hoge temperaturen en dat heeft toen een heel gunstig effect gehad op de visvangst in dat jaar. Ik heb eens even gekeken in de statistieken van de club naar de vangsten in 2007.
Vanaf maart werd er eigenlijk al constant goed gevangen op de Steenberg en dat bleef tot de gesloten tijd (15 april) die er toen nog was. En er werd zowel met de vaste hengel als met de feeder goed gevangen. Bij lange winters zoals vorig jaar duurt het veel langer eer er met de vaste hengel goed gevangen wordt.
Dit beloofd dus voor onze wedstrijden in het voorjaar zoals de open wedstrijd van 19 april en de clubwedstrijden van 26 april en 10 mei.
Maar in 2007 werd er eigenlijk het hele jaar door goed gevangen. Hubert Koolen werd in dat jaar kampioen met een gemiddelde van bijna 17 kg per wedstrijd!
Hopelijk krijgen we dit jaar ook nog eens zo een super visjaar door het warme voorjaar.

Het is algemeen bekend dat de watertemperatuur een grote invloed heeft op de vissen.
De temperatuur heeft bij de koudbloedige vissen vooral invloed op het verloop van levensprocessen. Anders dan bij zoogdieren en vogels, die een constante lichaamstemperatuur hebben, daalt bij vissen de lichaamstemperatuur wanneer de omgevingstemperatuur daalt. Daardoor komt ook de stofwisseling op een laag pitje te staan. Vissen in koud water zijn dan ook weinig actief, verbruiken daardoor weinig energie en nemen weinig voedsel op. We kunnen dus stellen dat hoe warmer het weer is, hoe beter de vissen zullen bijten. Voor blankvoorn ligt de beste watertemperatuur tussen de 15 en 20° C, terwijl dit voor brasem nog enkele graden hoger ligt. Hierdoor staat ook de groei van vissen in onze zoete binnenwateren gedurende de koude maanden stil.  Veel vissoorten, zoals de blankvoorn, de brasem en de baars, zoeken in het najaar en winter diepere plaatsen op. Omdat de temperatuur daar tamelijk constant is (ca. 4°C), kunnen ze in een toestand van rust de winter doorkomen. In ondiep, opwarmend water kunnen eieren en larven snel tot ontwikkeling komen. Daarom zullen vissen, naarmate het voorjaar kouder is, later tot paaien komen. Deze winter is de watertemperatuur niet zo sterk gedaald en het voorjaar is weer vrij warm verlopen. Daardoor zijn de vissen al vrij actief en zullen ze binnenkort al beginnen te paaien. De watertemperatuur beïnvloedt ook het zuurstofgehalte en de bestaansmogelijkheden van waterplanten en andere organismen (=voedsel). Dit heeft indirect invloed op de leefomstandigheden van vissen. Als het water te koud is dan groeien de vissen ook bijna niet.

Hoe eerder de natuur op gang komt, hoe beter dit is voor de visvangst.